#Nul afval #Hergebruik #Rimpelen en smokken (zie ‘technieken van Zaankogerland’)
De broek van Zaankogerland heeft veel overeenkomsten met de bijkans wereldberoemde Volendammer klepbroek en de wijde geplooide zeemansbroeken uit de vroegere walvisvaart (16de-18de eeuw), destijds een belangrijke industrie in de Zaanstreek. De broek wordt gedragen als het kouder is. Voor de herfst of lente is hij gemaakt van denim (hier: van een afgeschreven partij spijkerstof met verkleuringen door waterschade). Voor de winter is hij gemaakt van warme wol. De laatste stof is weliswaar wat duurder, ook dankzij de zwarte (synthetische) verf, maar ze vrij slijtvast en kan decennialang worden gedragen.
Zaankoger vrouwen die aan het werk zijn dragen liever een rok met schort omdat die meer bewegingsvrijheid bieden. Maar als het kouder wordt, is de rok vaak onvoldoende warm. De vrouw stapt dan over op een broek, die qua constructie overigens veel op een rok lijkt.
De broek wordt gemaakt uit vier gelijke, rechthoekige stukken textiel en een rechte strook voor de tailleband. Er blijven geen restjes over, alle stof zit verwerkt in het kledingstuk. Om niet onnodig veel stof te gebruiken valt de broek op de kuit. Tot onder de kuit en zelfs tot op de grond wordt door de Zaankogerlanders als decadent en verspillend beschouwd: die stof is niet nodig en kan aan een ander worden gegeven.
De vier panden worden aan de korte zijkanten aan elkaar genaaid en plat op tafel (of de grond) gelegd, met aan de zijkanten elk een naad, en middenvoor en middenachter twee naden op elkaar. Uit de onderkant wordt rondom de middennaden een symmetrische boog voor de broekspijpen uitgeknipt. Deze ‘boog’ wordt aan elkaar gestikt, waardoor twee broekspijpen ontstaan. De pijpen worden vervolgens gezoomd.
De uitgeknipte stof wordt aan de bovenkant ingezet als klep. Hiermee kan de broek open en dicht. De klep sluit aan de tailleband middenvoor. Middenachter wordt de tailleband opengelaten en voorzien van een korte rijgveter, waardoor de grootte van de broek kan worden aangepast.
Over de broek wordt gewoon een schort gedragen.
De bovenkant van de broek wordt op maat gerimpeld door de stof tot aan weerszijden van de voorklep in twee parallelle rijen door te rijgen en de rijgdraden strak aan te halen. De ontstane ‘waveplooien’ (in het Engels ‘cartridge pleats’) worden per stuk vastgenaaid aan de tailleband.
De tailleband wordt omgeslagen en vastgezoomd. De klep wordt vastgemaakt met knopen en knoopsgaten of met drukknopen als die voorhanden zijn. Zijn er geen knopen verkrijgbaar, dan wordt de klep tijdens het dragen aan de tailleband vastgespeld. Hiervoor gebruikt de Zaankoger vrouw wat langere ‘parel’spelden met een witte sierknop.