#Nul afval #Hergebruik #Naaien #Plooien (zie ‘technieken van Zaankogerland’)
De onderrok is een extensie van het onderhemd. Het zorgt voor extra draaggemak en extra bescherming, wat geen overbodige luxe is omdat de Zaankoger vrouwen geen slipjes dragen, behalve als ze ongesteld zijn. De onderrok valt tot op de knie. Op Zaankogerland is kleding sowieso niet langer dan knielengte om stof te besparen. Alleen de bruid heeft een langere rok en onderrokken.
De onderrok wordt gemaakt van twee rechthoekige lappen van 150 bij 80 centimeter die ieder in de breedte worden geplooid tot de helft van de taillebreedte. De twee delen worden bij de zijkanten aan elkaar genaaid, waarbij bovenaan diepe splitten worden opengelaten zodat de rok over de heupen of over het hoofd kan worden aangetrokken. De splitten worden vastgemaakt met strikbandjes of haken en ogen in de zij. Een extra brede zoom zorgt ervoor dat er altijd voldoende stof aanwezig is voor eventuele reparaties: als ergens een slijtage-gat is ontstaan wordt de zoom gedeeltelijk uitgehaald en een lapje voor het gat eruit geknipt, waarna de zoom weer wordt dichtgenaaid. Aan de zomen wordt een slijtkoordje genaaid om de vouw in de stof te beschermen.
Bij de winteronderrok zijn aan de onderkant extra ‘bessels’ verwerkt. Een bessel is een ingenomen verticale zoom om de rok te verkorten en mogelijk later te kunnen uitleggen. ‘Die rok is me veuls te lang, ik zel der maar ’en bessel in maken,’ zeiden de Zaanse vrouwen vroeger. Hedendaagse Zaankoger vrouwen gebruiken bessels vooral om draagbare reservestof voor reparaties in de rok te verwerken. De winterrok heeft op de onderste bessel een zwarte sierrand.
De bruid heeft twee onderrokken die beide tot op de kuit vallen. De eerste onderrok is gemaakt van fijne linnen en wordt na de bruidsdag in de linnenkast bewaard als ‘doodsgoed’. De tweede onderrok heeft een handgetekend motief van tulpen in Zaanse groentinten (van oudsher de karakteristieke kleur van de Zaanstreek). De motieven zijn aangebracht met schoolstiften.