Kaper

#Hergebruik #Visleer #Patronen (zie ‘technieken van Zaankogerland’)

Een kaper is eigenlijk een soort ‘hoodie’, een van boven met karton verstevigde capuchon die los over de schouders valt als een capeje. Veel Nederlandse streekdrachten, met name de West-Friese en Friese, hebben een kaper om vrouwen te beschermen tegen (zee)wind en (water)kou.

In de vroegere Zaanstreek was de ‘Zaanse kaper’ het meest kenmerkende onderdeel van de dracht. Zaanse vrouwen waren zulke fanatieke kaperdraagsters dat ze er zelfs om werden uitgelachen door zich kosmopoliet wanende mannen en buitenlandse reizigers, die hen uitmaakten voor preutse ‘nonnetjes’. Niet geheel ten onrechte, overigens, want sommige vrouwen hielden hun kaper doodleuk op in de schouwburg en danszaal. Eenmaal in de buitenlucht droegen de vrouwen hun kaper echter niet voor niets: deze beschermde de dure kap met gouden sieraden en hield het hoofd windvrij, warm en schoon. Al konden de kaperdraagsters dan weer niet met regen naar buiten, want de meeste kapers waren gemaakt van zijde.

Ook op het Zaankogerland van 2090 dragen vrouwen een kaper om zich te beschermen tegen weersomstandigheden. In dit geval zijn de kapers gemaakt van oude regenjassen: winddichte en waterafstotende stof die hoofd en schouders naast windvrij, warm en schoon ook nog droog houdt. Omdat de Zaankoger kaper gevoelsmatig veel voor de eilandgemeenschap betekent, heeft elke vrouw minimaal twee kapers: eentje voor alledag en eentje van luxere stof voor feestdagen en speciale gelegenheden, zoals de bruidsdag.

De kaper bestaat uit verschillende onderdelen en is niet eenvoudig om te in elkaar te zetten. Kapers worden daarom vervaardigd door ervaren en kundige naaisters.

Met dank aan Inge Bosman, die het patroon van de Zaanse kaper heeft weten te achterhalen door nauwgezette bestudering van antieke kapers in de collectie van het Zaans Museum.

Eerst wordt een ‘onderstel’ gemaakt van stevig karton. Dit is een gebogen ‘klep’ die de bovenkant van de kaper vormt en ook in vorm houdt. Deze klep heeft twee kartonnen flappen die naast het gezicht en voor de schouders vallen. De stoffen onderdelen worden vervolgens om de kartonnen delen heen gevouwen en dan met acrobatische toeren en kunst- en vliegwerk vastgenaaid (de kaper is tijdens het maken namelijk niet goed vast te houden).

Om de vrouw extra beschutting te geven, maar ook ter decoratie, wordt er aan de Zaankoger kaper een rand van zelfgemaakt visleer bevestigd. Het visleer is wind- en waterdicht maar laat wel licht door, zodat de zichtlijnen van de draagster niet te veel worden beperkt. De kaper wordt met een lint onder de kin gedragen en vanaf de rug onder de oksels door op de buik vastgemaakt met een tweede lint.


Visleer wordt gemaakt van vissenvellen die, grondig schoongeschraapt, ongeveer een maand worden gelooid in een evenredig mengsel van water en urine. Daarna wordt het leer aan de lucht gedroogd.
Omdat de Zaankoger kaper vrij groot van formaat is, dragen veel vrouwen een ‘kapermuts’ die een afgeplat plateau heeft waar de kaper op kan rusten. Deze is gemaakt van restjes blauwe stof met een ovaal parametrische kant van lasergesneden stippen aan de bovenkant. De muts zorgt er ook voor dat de kwetsbare kap niet wordt beschadigd.