#Hergebruik #Naaien #Patronen (zie ‘technieken van Zaankogerland’)
Het schootjakje was in de laat-achttiende eeuwse Zaanse streekdracht decennialang in zwang, zowel in korte (met een aangeknipte schoot tot op de bips) als in lange uitvoering (de kassekien, met lange schoot of geplooid rugpand tot op de knieholtes). Het schootjak had driekwart mouwtjes met typische ‘varkensoor-manchetten’ en werd gedragen op een bovenrok (de ‘wagd’) van afwijkende stof, met een geruit of gebloemd schort erover.
De Zaankoger jakken uit 2090 verwijzen naar de traditionele schootjakken uit de oorspronkelijke dracht, maar zijn gemaakt van goedkope stoffen en materialen (in plaats van luxueuze zijde, sits of handgeborduurde jacquard). Ze worden gedragen op een rok of ‘wagd’ van gelijke stof (meerdere stoffen voor één kostuum vinden de Zaankogerlanders decadent en onwenselijk). De schootjakken vallen tot op de heup en zijn gevoerd met lichte katoen. Ze hebben aan de mouwen losse manchetten in een halve cirkel, die inderdaad wel wat van varkensoren weg hebben.
Het Zaankoger schootjak bestaat uit tien patroondelen: twee voorpanden, twee zijpanden, twee rugpanden en ingezette twee mouwen met losse ‘varkensoor’-manchetten. Het schootjak heeft geen kraag of revers.
Alle lichaamspanden hebben een aangeknipte schoot of ‘rok’ in een halve cirkel. Als de beschikbare stof vóór het knippen niet breed genoeg is voor de complete patroondelen, wordt deze schoot apart geknipt en met een extra zoom aan de panden genaaid.
Het schootjak wordt in elkaar gezet door de buitenstof en de voeringstof samen te naaien. Daarna worden de binnennaden open gestreken, aan weerszijden omgevouwen en vastgezoomd aan de voering zodat de stof niet gaat rafelen. De mouwen worden ingespeld door een assistent (huisgenoot) terwijl de draagster het nog mouwloze jak aanheeft. Zo worden de mouwen nauwkeurig ingezet, passend bij de lichaamsvorm van de draagster. Ook bij de mouwen wordt na het stikken van de zoom de binnennaden open gestreken, omgevouwen en omgezoomd om rafelen te voorkomen. Eventuele overtollige stof wordt weggehaald of in de binnenzoom weggewerkt. De mouwen, hals, en onderkant worden eveneens gezoomd door de buitenstof over de voeringstof te vouwen en aan de voering vast te stikken. Tot slot worden de varkensoren aan de mouwen gezet met kleine steken.
Bij het dragen worden de voorpanden aan het korset vastgespeld. Het jak wordt daarna steviger dichtgemaakt door sierbanden over de borst en rondom de taille.
Winterschootjakje (1)
Deze is gemaakt een zonverschoten zwart gordijn. De meest verkleurde delen zijn in het ontwerp verwerkt door de patroondelen uit bepaalde plekken van de stof te knippen. Het jak is gevoerd met ongebleekte katoen. Rondom de hals is een tunneltje met trekkoord gestikt, zodat het jak van voren kan worden vastgestrikt. Aan het trekkoord zitten verzwaarde kleikralen met ‘gitten’ van glasgruis.
Winterschootjakje (2)
Deze is gemaak van wol en past bij de winterbroek. Omdat dit jak is gemaakt voor extra koude weersomstandigheden sluit het van voren met een dubbele rij witte parelmoeren schelpknopen uit een nalatenschap. Het jak kan ook open worden gedragen en is daarom gevoerd met een mooie donkerblauwe stof.
Lenteschootjakje
Dit schootjak is gemaakt van een door waterschade van kleur verschoten tweedehands stof. Door de schade is de stof aan de ene kant donkerder dan aan de andere kant. Dit kleurverschil is in het jakje verwerkt door de stof om en om te knippen. De roomkleurige pluizige zelfkant is als sierbiesje aan de mouwnaad gestikt.